Op zoek naar hoe de boot er uit gezien moet hebben, en hoe de mannen aan boord gewerkt, gekookt en geslapen moeten hebben, is een ooggetuigen verslag een mooie opsteker
.
En toevallig bleek er een oud Dregger in de buurt van Groningen te wonen. Welliswaar niet een IV Dregger, maar een I en II Dregboot matroos, die in Nieuw Guinea met de boten gevaren heeft. Dan spreken we dus van eind 50-er begin 60-er jaren, dus het is al even geleden.
Joop Woudsma kwam eind oktober naar de werkhaven, en had versterking van nog twee generaties mee genomen. Er is gekeken, gepraat en er zijn herinneringen uitgewisseld. Duidelijk werd, dat koken en slapen alleen gedaan werd tijdens verplaatsingen over grote afstand. De britsen waren dus niet ingericht op een lang verblijf aan boord. Werd "gewoon" gewerkt, dan sliepen de mannen, uitgezonderd een wacht, aan boord van het moedervaartuig Snellius of Luymes. En koken gebeurde dan wel op de Dreg, maar het was meer de "Tussendemiddag" warme hap, ook toen al vaak een Eenpans maaltijd of soep.
Wat Joop zich met name herinnerde is dat het in de boot onaangenaam warm kon worden. Vooral de machinist in de machinekamer moest hittebestendig zijn. Vandaar wellicht dat die later vervangen is door een hydraulisch systeem en een AFA kabeltelegraaf.